Beelddenkers en/of kinderen met dyslexie hebben vaak moeite met het vlot en correct lezen van bepaalde woorden. Ze worstelen vooral met korte woorden en meer complexe woordbeelden; denk dan aan plaatsnamen, eigennamen, leenwoorden en laagfrequente woorden. Hoe komt dit en hoe kunnen we ze helpen?
Korte woorden
De meeste kinderen die in beelden denken hebben, net als kinderen met dyslexie, meer moeite met de korte functiewoorden dan met de langere inhoudswoorden. Tijdens het afnemen van de AVI-toets hoor je ze zonder hakkelen het woord ‘containerschip’ uitspreken, maar struikelen ze over woorden als die, het, de, een, in, op, af, dat, wat of dan.
Beelddenkers of kinderen die dyslectisch zijn, zetten hun woordenschat en taalgevoel in ter compensatie van technische leesproblemen. Deze (vaak onbewuste) strategie levert ze zeker iets op, maar levert ook meer fouten op in korte woorden of gelijkende woorden als dat/wat. Het heeft weinig zin om van het lezen van korte functiewoorden een behandeldoel te maken. In de loop der tijd worden er minder fouten gemaakt door het opdoen van veel leeservaring en de uitbreiding van de leeswoordenschat.
Leenwoorden zijn moeilijk
Ook leenwoorden kunnen echt moeilijk zijn vanwege de klankcombinaties die niet voortkomen uit de Nederlandse taal. Denk aan fauteuil, bureau en elitair. Maar ook coach, keeper etc.
Dat de kinderen deze woorden regelmatig horen, betekent nog niet dat ze ook bekend zijn met het woordbeeld dat erbij hoort. Als ik het woord keeper hardop uitspreek, kennen ze het woord wel, maar ze komen er zelf niet uit om het woord correct te ontcijferen. Daarnaast zijn het vaak laagfrequente woorden en vallen ze bijna in de categorie ‘nooit-van-gehoord’ woorden.
Deze woorden kun je onderbrengen in de Dyslexiewoordenkast uit de methodiek: Jesse heeft dyslexie.
Nooit-van-gehoord woorden
Dit zijn woorden die een abstracte of onbekende woordbetekenis hebben. Kinderen hebben er nog nooit van gehoord en lezen het woord dan ook op een vertwijfelde manier. Welke woorden onder de ‘nooit-van-gehoord’-categorie vallen, hangt o.a. af van de leeftijd van kinderen, interessegebieden en in welke mate ze in beelden denken. Een woord zoals ‘stoïcijns’ zal bij elk kind in deze categorie vallen, maar vergis je niet in woorden zoals ’toegewijd’ of ‘procenten’.
Voor het kind kunnen passende en begrijpelijke benamingen voor deze woorden worden gezocht, een plaatje worden getekend of een woordweb gemaakt. Het is nauw verbonden met een stukje woordenschat. Het is dan ook aan te raden woorden alleen te oefenen in een betekenisvolle context (tekst, boeken). Daarnaast is het fijn als je er voor zorgt dat je teksten aan bied met een rijke en gevarieerde woordenschat en voorspelbare zinnen.
Complexe, meerlettergrepige woorden
Deze woorden kunnen een ware uitdaging zijn voor kinderen die moeite hebben met lezen. In de methode ‘Jesse heeft dyslexie’ worden ze niet voor niets OEF-woorden genoemd. Esther Molema geeft in deze geweldige methode de volgende tips:
- Verhelder de structuur van lange woorden met behulp van boogjes
- Schrijf de woorden voor terwijl je ze uitspreekt
- Oefen de woorden (uit de tekst) met behulp van een connectionistische woordopbouw bijvoorbeeld: Nieuw – nieuws – gierig – nieuwsgierig – gierigaard – nieuwsbericht.
- Gesprekken over de inhoud zorgen voor vlottere woordherkenning en meer vloeiend lezen
Radende lezers hebben moeite met gelijke woordbeelden
Radende lezers zien een combinatie van letters en koppelen daar een woordbeeld aan. Zo kan een woord dat begint met ‘str’ het woord ‘straat’ oproepen, maar ook ‘strandbal’ of ‘streep’. Mocht je als leesbegeleider opmerken dat het woord onjuist uitgesproken wordt, zeg het dan op tijd voor. Oefen deze woorden daarnaast met behulp van voorlezen, samen lezen en herhaald lezen.
Eigennamen & plaatsnamen
Eigennamen en plaatsnamen zijn vaak moeilijk correct te lezen door een drietal redenen:
1. Door de lage frequentie waarmee ze terugkomen in een tekst
2. Doordat ze inhoudelijk geen betekenis hebben
3. Doordat er bijzondere lettercombinaties zijn zoals Ryan, Achmed of Cindy
Wat ik vaak in de praktijk zie gebeuren, is het volgende: het kind leest ‘Veronica’, terwijl er ‘Veroniek’ staat. Ze blijft deze naam gedurende de hele tekst consequent foutief lezen. Vaak laat ik dit gebeuren. Het draagt immers niet bij aan het leesplezier om het kind steeds op een fout te wijzen. Een eigennaam valt onder het kopje laagfrequente woorden. Ze komen zo weinig voor in een tekst, dat het woordbeeld onvoldoende beklijft. Wat kan helpen, is het lezen van series. Hierbij kom je bijvoorbeeld steeds ‘Dolfje Weerwolfje’ of ‘Lena Lijstje’ tegen.
Laagfrequente woorden zijn lastig om te lezen
Woordherkenning hangt af van het aantal keer dat kinderen het woord hebben gelezen. We hameren er niet voor niets op om leeskilometers te maken. Maar wat doe je als een kind echt niet wilt lezen, geen leesplezier beleeft en/of lezen als zwaar en moeilijk ervaart?
- Oefen alleen functionele, hoogfrequente woorden
- Sluit aan bij de belevingswereld en interesses van het kind
- Maak gebruik van samenvattingen en voorspellen tijdens het lezen
- Lezen hoeft niet foutloos of snel, het gaat om het leesplezier en de inhoud
- Praat liever over ‘vloeiend lezen’ dan over ‘op tempo lezen’
Kinderen die in beelden denken en/of dyslexie hebben, blijven vaak moeite houden met het vlot en correct lezen van een bepaald type woord in een tekst. Ik hoop je inzicht te hebben gegeven over welke woorden het gaat en hoe we kinderen kunnen helpen. Wil je meer lezen over deze woorden of nog meer handvatten krijgen? Neem dan een kijkje in oplossingsgericht werken met ‘Jesse heeft dyslexie’-handleiding van Esther Molema.
Ik wens je veel mooie (voor-)leesmomenten toe.
Liefs,
Tineke
Bron: oplossingsgericht werken met ‘Jesse heeft dyslexie’-handleiding